DE TEKENINGEN CATALOGUS F. KOENIGS (for English)
Het belang van de tekeningen catalogus voor de Collectie F. Koenigs.
Zeichnungssammlung F. Koenigs



DE OPBOUW VAN DE TEKENINGEN COLLECTIE
Franz Koenigs had tegen 1930 een internationaal vermaarde Collectie Oude Meester Tekeningen bijeen weten te brengen. Iedere aankoop werd bij thuiskomst zorgvuldig beschreven en toegevoegd aan de catalogus van zijn “Zeichnungenssammlung F. Koenigs”. Op deze manier werd zijn collectie tekeningen volledig geannoteerd in een catalogus beschreven; de kunstenaar werd gerangschikt onder land van herkomst, dan volgde een beschrijving van de afbeelding, het materiaal gebruik en ondergrond, de maatvoering, de herkomst en de datum van aanschaf. Opeenvolgend bestond de verzameling uit de landen DI - 281 Duitse tekeningen tot 1800; D II - 23 Duitse tekeningen na 1800; E - 19 Engelse tekeningen; F I - 303 Franse tekeningen tot 1800; F II - 226 Franse tekeningen na 1800; H - 260 Hollandse tekeningen tot 1800; I - 560 Italiaanse tekeningen; N - 194 Nederlandse tekeningen tot 1600; R - 135 Rembrandt en leerlingen; S - 33 Spaanse tekeningen en V - 106 Vlaamse tekeningen tot 1800, in totaal bestond de verzameling uit 2140 tekeningen. Het woonhuis van Franz en Anna Koenigs, in Haarlem, Flora Park 8, was hun museum. 

In 1931 geconfronteerd met de “Stillhalte Abkommen” besloot Franz Koenigs tot een kapitaal vergroting van Rhodius Koenigs en schreef hij nieuwe aandelen uit. Zijn bankier vrienden in Hamburg, Lisser & Rosenkranz, Tillmann en Altmann zagen in de participatie van Rhodius Koenigs de mogelijkheid om hun geld uit Duitsland te halen. Zij wilden echter niet deelnemen in een aandelen positie, aangezien aandelen geregistreerd worden. In plaats daarvan leende ze het geld direct. Om aan hun wens anoniem te blijven tegemoet te komen gaf hij voor het verleende krediet zijn verzameling tekeningen in onderpand. De her-typte lijsten van de catalogus voor Lisser & Rosenkranz en de Hamburger bankiers, waren het bewijs voor het onderpand van de Collectie Tekeningen die thuis op het Florapark werd gehouden.

In 1928, startte Rotterdam met de bouw van een nieuw museum voor Museum Boijmans. In 1930 gaven Franz en Anna Koenigs hun collectie Franse impressionisten schilderijen en pastels aan het Rijksmuseum in bruikleen. In de daarop volgende jaren vroeg Hannema1 Franz Koenigs herhaaldelijk om zijn tekeningen zodat hij deze tentoon kon stellen. De bouw liep vertraging op en het budget werd overschreden waardoor de gemeentelijke geldkraan slechts nog drupte. De tekeningen van Franz Koenigs boden een uitkomst, ze trokken internationaal de aandacht, ze werden goed bezocht en de onkosten waren laag. In 1933 werden zijn Franse tekeningen na 1800 tentoongesteld: “van Ingres tot Seurat uit de verzameling Franz Koenigs”; in 1934 vroeg Hannema om het bruikleen van een aantal Engelse tekeningen voor de tentoonstelling: “Oude Engelse schilderijen en tekeningen in Nederlands bezit”; in 1934 stelde Hannema een tentoonstelling samen van zijn: “Nederlandse tekeningen uit de 15e, 16e en 17e eeuw”.  Voor de laatste tentoonstelling in het Oude Schielandshuis vroeg Hannema of hij uit zijn Oude Franse tekeningen een tentoonstelling mocht samen stellen, “Honderd Oude Franse tekeningen uit de verzameling F. Koenigs” van december 1934 – januari 1935.

De samenwerking was beiden goed bevallen en Koenigs was kennelijk overtuigd geraakt van Hannema’s liefde voor Oude Meester tekeningen die zeer kwetsbaar zijn en zorgvuldige behandeling vereisen.
Het vertrouwen was dusdanig dat een paar maanden later in april ‘35, terwijl de nieuwbouw van het museum zijn voltooiing naderde, het museum het langdurig bruikleen aankondigde van de grote verzamelaar F. Koenigs. Zijn Oude Meester Schilderijen en Oude Meester Tekeningen zouden voor een periode van tenminste 10 jaar aan Museum Boijmans worden uitgeleend.

De realisatie van het nieuwe museum was Hannema’s grootste prestatie, de bijna zo grote prestatie was het binnen halen van deze uitzonderlijke wereldwijde bekende verzameling van Franz Koenigs. Voor beide werd Hannema alom geprezen en geloofd. Franz Koenigs van zijn kant bleek ook zeer tevreden met de museale aandacht die zijn verzamelingen nu kreeg. De Bosch en de Rubens schilderijen werden nu kunsthistorisch wetenschappelijk bekeken, en zijn tekeningen waren nu in een ruimer bestek te zien dan thuis uitgelegd op het dichte biljart mogelijk was geweest, maar het belangrijkste was dat zij in een Nederlands Museum waren geborgen. Daarmee omarmde hij het Nederlandse cultuurklimaat, waardoor zijn collecties nog een stap verder verwijderd waren van zijn vaderland, (Nazi) Duitsland. Met vooruitziende blik had Franz Koenigs naar een museum gezocht waar hij zijn collecties aan zou kunnen nalaten of legateren. Met het nieuwe museum Boijmans, leek hij dit museum gevonden te hebben. 



IN BRUIKLEEN AAN MUSEUM BOIJMANS
Zijn beide Oude Meester Collecties, de tekeningen en de schilderijen waren nu in bruikleen van Museum Boijmans, terwijl zij tegelijkertijd de zekerheid vormde voor de geldlening die Franz Koenigs bij Lisser & Rosenkranz Tillmann, en Altmann had afgesloten. Naast de beide collecties gaf Franz Koenigs nog enkele kunstwerken in bruikleen die geen deel uit maakten van het onderpand. Op 1 juni 1935, vanwege de toenemende dreiging van het Naziregime en het feit dat de collecties nu in handen waren van derden, stelden Franz Koenigs, Lisser & Rosenkranz en de bankieren uit Hamburg een nieuw contract op. Deze onzekere factoren leidde tot de uitbreiding van het onderpand, in 1931 bestond het onderpand alleen uit de Collectie tekeningen, in 1935 werd het onderpand uitgebreid met de Collectie Schilderijen, terwijl de lening gelijk bleef. De financiële lening van maximaal 1,5 miljoen gulden had een looptijd van 5 jaar tegen een jaarlijkse rente van 4% die samen met de lening op 31 mei 1940 te verrekenen was. 

De Collectie Oude Meester Schilderijen (46 schilderijen)
De Collectie Oude Meester Tekeningen (2140 tekeningen)

Het nieuwe museum aan de Mathenesserlaan werd op 6 juli 1935 met het bruikleen van de heer en mevrouw Koenigs, door Koningin Wilhelmina feestelijk geopend.



REGISTRATIE VAN HET BRUIKLEEN
Het bruikleen was door de verzamelaar volledig geregistreerd afgegeven.
De tekeningen waren in 1931 al door Franz Koenigs gewaarmerkt doordat zijn verzamelaarsstempel op de achterkant van elke tekening was aangebracht (Zie: Lugt 1023a). Bovendien waren alle tekeningen in de catalogus opgenomen, waardoor zij volledig nawijsbaar waren.

De schilderijen verzameling bevatte 46 schilderijen, die in een aparte catalogus door Museum Boijmans was uitgegeven. De gemeente Rotterdam verzekerde dit bruikleen voor fl. 4.500.000,- .
Zie: Catalogus schilderijen



DE CATALOGUS VAN DE TEKENINGEN
Voor het bewijs van onderpand in 1931, waren de lijsten van de catalogus van de tekeningen voor Lisser & Rosenkranz, Tillmann en Altmann exact uitgetypt. Maar vanaf 1935 diende de catalogus vooral Museum Boijmans. Zij gebruikte de catalogus om de bruiklenen voor diverse tentoonstellingen bij te houden en tentoonstellingen van de tekeningen samen te stellen. In 1940 nadat Franz Koenigs zijn collectie aan Lisser & Rosenkranz had overgedragen en Lisser & Rosenkranz de Collectie tekeningen en 12 schilderijen aan Van Beuningen had verkocht, gaven zij hem ook hun catalogus van de tekeningen aan Van Beuningen. Ook Van Beuningen moest een bewijs in handen hebben van wat hij precies had aangekocht en het determineren van 2140 tekeningen was niet direct Van Beuningen’ s expertise. Hij schakelde vrijwel onmiddellijk Max J. Friedländer in om de tekeningen te taxeren. Max Friedländer2 werkte met de her-typte lijsten van de catalogus die in het archief van Museum Boijmans 181_763 worden bewaard. November 12, 1940 toen Max Friedländer klaar was met zijn taxatie besprak Hans Posse de aankoop met Hitler. Hitler wilde een tegen-taxatie en instrueerde Posse om de firma C.G. Boerner uit Leipzig hiervoor te contracteren. Voor de herwaardering voor de verkoop aan Hitler werden de lijsten her-typt, Boerner wilde namelijk twee kopieën van de lijsten hebben, een voor hem en een voor zijn compagnon Trautscholdt.
Een aantal her-typte lijsten hield prof. dr. Hans Posse, de ‘Sonderbeauftragter’ van Hitler3, onder zich. Deze kopieën werden als onderdeel van het archief Linz in 1945 met een kwart van de Koenigs tekeningen door de Sovjet Unie meegenomen naar Moskou. Deze kopieën worden bewaard in het Osoby Archief file no. 1524 - 2 - 40 bij Moskou. Nadat zijn tekeningen aan Hitler waren verkocht, gaf Franz Koenigs op verzoek van de RKD in maart 1941 zijn catalogus aan de RKD4
Zie: Catalogus tekeningen 



DE CATALOGUS BIJ MUSEUM BOIJMANS
De catalogus in gebruik bij Museum Boijmans was de catalogus die Anna Koenigs en Helmuth Lütjens thuis hadden gebruikt. De catalogus diende de collectie tekeningen die Franz Koenigs in 1935 aan museum Boijmans in bruikleen had gegeven. Historisch gezien is dit exemplaar het interessantste omdat zij de opbouw van de verzameling laat zien. Zij hadden bijgeschreven, veranderd, doorgestreept, over teksten heen geplakt, toeschrijvingen van tekeningen veranderd, totdat de verzameling als een afgesloten geheel in 1931 het onderpand werd voor de lening die Franz Koenigs met Lisser & Rosenkranz had afgesloten. De keurig overgetypte werkkopie functioneerde als de lijsten die het onderpand van de bankiers Lisser & Rosenkranz, Tillmann en Altmann fixeerde. 



VOORBLAD VAN DE BOIJMANS CATALOGUS
Lütjens schrijft voor de overdracht aan Museum Boijmans op 15 juni 1935 het voorblad van de Boijmans Catalogus, hij somt de verschillende landen en de periode op, en stelt vast dat het exact aantal van totaal 2140 tekeningen in bruikleen is gegeven en onderaan het voorblad bevestigt hij wat onder de exacte samenstelling van de verzameling tekeningen van F. Koenigs die zich nu in museum Boijmans bevindt verstaan dient te worden: 

Mit Ausnahme der wenigen oben sowie im Katalog angegebenen Zeichnungen, die in Haarlem verblieben sind, und mit Ausnahme der jeweils für beschrankte Zeit auf Ausstellungen befindlichen Zeichnungen, über die besondere Listen geführt werden, befindet sich die gesamte Zeichnungssammlung im Boymans Museum in Rotterdam. Amsterdam, 15. Juni 1935 H. Lütjens



KAARTENBAK
Om met de collectie te kunnen werken en de kortstondige bruiklenen duidelijk aan te geven hadden Anna Koenigs en Lütjens een kaartenbak aangelegd. De 2140 tekeningen waren per kaart in de kaartenbak opgenomen. De tekst op de kaarten is gelijk aan de tekst van de tekeningen in de catalogus. Van de tekeningen die waren uitgeleend werden de kaarten verticaal in de kaartenbak geplaatst zodat de uitgeleende tekeningen meteen herkenbaar doordat ze boven de kaarten uitstaken. Ook de kaartenbak, die voor de hanteerbaarheid van de collectie nodig was, werd juni 1935 aan het museum overgedragen.

Nadat Franz Koenigs in april 1935 de bruikleenovereenkomst had afgesloten, was het aan zijn vrouw Anna om de collectie voor de fysieke overdracht gereed te maken. Een aantal tekeningen voornamelijk van François Boucher waren ingelijst en hingen in het trappenhuis en moesten uit de lijst worden gehaald; een aantal tekeningen bleven in Haarlem en een aantal tekeningen waren in bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum in Amsterdam.

In de catalogus noteert Anna Koenigs bij een aantal tekeningen in haar handschrift in potlood ‘bleibt in Haarlem’. 

F. II. 16-19 tekeningen uit de Skizzenbücher van Toulouse Lautrec bleibt in Haarlem5
F. II. 75-81 tekeningen uit de Skizzenbücher van Toulouse Lautrec bleibt in Haarlem6
F. II. 197 ‘de twee Advocaten van Honoré Daumier’ bleibt in Haarlem
F. II. 28, 29, 34 staat genoteerd Leihgabe Reichsmuseum, deze tekeningen waren aan het Rijksmuseum in Amsterdam in bruikleen gegeven. 



DE BELANGRIJKSTE TRANSACTIE VAN DE 20STE EEUW
Hitler’s oog was gefixeerd op Koenigs’ wereldberoemde collectie tekeningen. Samen met de collectie van Johann Prinzen von Sachsen zou hij in een klap het beste tekeningen kabinet van Europa hebben. Onderdruk van het dreigende Naziregime, liquideerde de bank Lisser & Rosenkranz op 2 april 1940. Franz Koenigs bleef geen andere optie over dan zijn schuld in te lossen waardoor hij op 2 april ook zijn collecties aan Lisser & Rosenkranz ter kwijting overdroeg7. Door de bemiddeling van museum directeur Dirk Hannema, bracht Van Beuningen op 9 april 1940 een ultimatief bod uit van een miljoen, dat slechts 6 uur van kracht bleef. Op dat moment was de dreiging van een acute invasie zo reëel, dat Lisser & Rosenkranz vrijwel onmiddellijk het voorliggende bod accepteerde. De collectie tekeningen en 12 belangrijke schilderijen, waren nu de eigendom van Van Beuningen. Van Beuningen bood vervolgens binnen een paar maanden de gehele collectie tekeningen aan Hitler aan, die uiteindelijk op 3 december 1940 een kwart van de tekeningen kocht. 

Van Beuningen die 2.140 tekeningen en 12 schilderijen voor fl. 1.000.000,- gulden onder druk van een dreigende invasie had weten aan te kopen, verkocht een kwart (528) van de tekeningen, voor fl. 1.500.000,- gulden. Hiermee realiseerde hij een directe winst van fl. 500.000. Maar de eigenlijke winst was veel hoger omdat voor Van Beuningen nog een ongerealiseerde winst overbleef van 1.612 tekeningen. Als de 1.612 tekeningen min of meer van dezelfde kwaliteit waren als de tekeningen die Hitler had gekocht, dan heeft de totale collectie die Van Beuningen van Lisser & Rosenkranz kocht een waarde van fl. 6.000.000,- (i.e., 2.140/528 fl. 1.500.000,-).
De waarde van fl. 6.000.000,- in 1940 is gelijk aan fl. 106 miljoen in 2016, gelijk aan 48 miljoen euro, aan 55 miljoen dollar.
Dit is in lijn met Van Beuningen’s opmerking wanneer hij zijn schoonzoon opdracht geeft om de collectie Koenigs aan Hitler te verkopen waarbij hij zegt dat de collectie tekeningen een waarde heeft van ten minste fl. 5.5 miljoen gulden8. Ook Hannema schat december 1940 in het inventarisboek van de Stichting Museum Boijmans, de schenking door Van Beuningen van de Collectie F. Koenigs op fl. 5.850.000,-. Dit bedrag is hoog maar nog steeds exclusief de 528 tekeningen die Hitler aankocht.
De eigenlijk waarde van de Collectie Koenigs inclusief Hitler’ s aankoop was dus fl. 7.350.000,-.

Uit bovenstaande blijkt dat Van Beuningen de tekeningen Collectie F. Koenigs met 12 schilderijen van Lisser & Rosenkranz voor 15 % van zijn eigenlijke waarde had gekocht wat nog redelijk nog billijk is. Dit is een sterke indicatie dat de verkoop zich op geen enkele wijze onderscheid van oorlogsroof en recht indruist tegen het redelijkheid en billijkheidsprincipe dat in Nederland vigeert. Bovendien was de verkoop van de collectie tegen 85% beneden zijn eigenlijke waarde alleen mogelijk omdat Franz Koenigs zijn collecties in onderpand aan Joodse bankiers had gegeven. Dit wordt versterkt doordat Hannema en Van Beuningen meteen gemene zaak maakten met Hitler, en de tekeningen aan Hitler aanboden terwijl zij Franz Koenigs hadden beloofd dit niet te doen.

Nadat de collectie tekeningen was verkocht, schreven de opeenvolgende conservatoren de andere werken van Franz Koenigs in de catalogus van Museum Boijmans, terwijl deze werken geen deel uitmaakten van de Collectie tekeningen en niet tot het onderpand hoorde. 

De Catalogus van het Boijmans wordt sinds 15 juni 1935 in museum Boijmans van Beuningen bewaard. 20 mei 2014 is een digitale kopie van deze catalogus aan de erven Koenigs ter beschikking gesteld. De catalogus kan bestudeerd worden op hun website koenigs.nl vermeld onder ‘De Collectie’, ‘Catalogus Boijmans’.



NOG MEER LIJSTEN VAN DE CATALOGUS IN HET ARCHIEF VAN MUSEUM BOIJMANS
Meer kopieën van de catalogus bevinden zich in het archief van Museum Boijmans.
Het zoek frame van de online website van het stadsarchief van Rotterdam 181_763 geeft aan: “Lijsten van de tekeningen uit de Koenigs-collectie, geordend op land en op inventarisnummer datering 1940”. Dit zijn de her-typte lijsten van de catalogus die sinds 1935 in museum Boijmans worden bewaard. Ze zijn getypt op cellulose houdend papier wat gedurende de oorlog werd gebruikt. De catalogus is ‘schoon’, dat wil zeggen dat de latere bijschrijvingen van de opeenvolgende conservatoren ontbreken, deze bijgeschreven teksten kunnen alleen van later datum zijn, in ieder geval nadat het onderpand aan Lisser & Rosenkranz was overgedragen, nadat Van Beuningen aan Hitler had verkocht en nadat hij drie kwart van de tekeningen en 8 van de 12 schilderijen (4 schilderijen hield Van Beuningen zelf) aan de stichting had geschonken.

Het handschrift van Anna Koenigs, bij de tekeningen “Bleibt in Haarlem“ en “Leihgabe Reichsmuseum” zijn uitgetypt en staan op de lijsten van 1940 die zich in het archief van Museum Boijmans bevinden. De tekeningen die voor de verkoop aan Hitler waren geselecteerd zijn allen met roodpotlood omcirkelt. Na de oorlog informeert Van Beuningen op 17 juli 1945 de Commissie Generaal voor Nederlandse Economische belangen in Duitsland over de titels van de schilderijen en de kunstenaars die hij aan Hitler verkocht. Hij verwijst daarbij naar Museum Boijmans voor de opgave van de aan Hitler verkochte tekeningen: ‘deze zijn allen aangestreept in de catalogus van de Collectie Königs’ [sic].



HET MUSEUM BOIJMANS ARCHIEF 181_763
Het archief 181_763 bevat de volgende overgebleven lijsten van de Koenigs tekeningen:

Engelse tekeningen, drie kopieën; Hitler kocht geen Engelse tekeningen
Franse tekeningen I, na 1800, een kopie; Hitler kocht geen 19e eeuwse Franse tekeningen
Franse tekeningen II
Hollandse school, een kopie: Hitler kocht 29 tekeningen
Italiaanse tekeningen I, twee kopieën; Posse koos 110 tekeningen uit
Italiaanse tekeningen II
- Nederlandse tekeningen zijn niet aanwezig, hiervan werd niets aan Hitler verkocht
Rembrandt tekeningen, een kopie; Hitler kocht 14 Rembrandt tekeningen
Spaanse tekeningen, een kopie; Hitler kocht 2 tekeningen
Vlaamse tekeningen II; Hitler kocht 15 Vlaamse tekeningen
Vlaamse tekeningen III
Vlaamse tekeningen IV



HARDE ONDERHANDELINGEN
De volgende teksten laten zien dat er flink onderhandeld werd:

Peterich aan Dr. Posse 17. oktober 1940:
“Dann hätten Sie einen Stapen [sic] Zeichnungen und Hanema [sic]einen Stapel und dann tauschen Sie mit Ihm nach Ihrem Geschmack, da weder Sie alle Franzosen haben wollen noch er aller Franzosen hergeben will, so dass diese hauptsächlich für den Tausch in Frage käme. Auf diese Weise würden sich die beiderseitigen Wünsche besser ausgleichen, als wenn ich das ganz ohne Sie machen sollte. Denn dann ist es eben ein Tauschen und viel angenehmer, als das herausholen aus der Sammlung, wie es bisher war. Geheimrat F. hat alles Wichtige Blatt für Blatt durchgesetzt ohne zu wissen was der eine und was der andere bekommt, so dass dies den Tausch sehr erleichtern wird, da ja auf diese Weise die Werte in ihren Verhältnis unter einander von einem neutralen Sachverständigen bestimmt sind.”

Peterich aan Gesandtschaftsrat Wickel in Den Haag, 18 oktober 1940:
“Die in meinem Brief genannte Liste werde ich Ihnen dieser Tage zu kommen lassen. Mehr Reproduktionen als im Katalog konnte ich leider nicht bekommen.”

Peterich aan Dr. Posse 11 november 1940:
“Die Listen von den Zeichnungen sind nunmehr fertig gestellt und ich werde sie morgen mit den genauen Preise versehen.”

Dr. Oertel assistent van Posse in Dresden aan Wickel Gesandtschaftsrat in Den Haag 23 oktober 1940:
“Ein Exemplar des Verzeichnisses der deutschen Handzeichnungen lag uns hier bereits vor, ebenso der kleine gedruckte Franzosen-Katalog.”

Dr. Posse aan D.G. Van Beuningen Rotterdam 12. November 1940:
“Wie Ihnen Herr Peterich berichtet haben wird, ist aber die Durchsicht in der letzten Woche soweit fortgeschritten, dass nunmehr die genauen Listen mit den Preisen zusammengestellt werden können, und ich bin besonders Herrn Peterich sehr dankbar ...”

Dr. Posse aan Peterich 15 november 1940:
“Sobald ich die Listen in den Händen haben bin ich bereit zu Ihnen zu kommen. Ich werde überdies (allerdings ohne die nötigen endgültigen Unterlagen) Gelegenheit haben, am Sonnabend meinem Auftraggeber [Hitler (CFK)] Bericht zu erstatten...”

Dr. Posse aan Dr. Boerner 22 november 1940:
“Zur Erfüllung der gesamtkaufsumme von eineinhalb Millionen Gulden habe ich weitere Zeichnungen aus den  niederländischen, italienischen und französischen Schulen ausgewählt, deren Verzeichnis beiliegen.”

 Dr. Boerner aan Dr. Hans Posse 23. november 1940:
“Ich bestätige den richtigen Eingang der Listen und lasse sie hier abschreiben und bringe dann auch das Original nach dem Haag mit.”

Dr. Posse aan Peterich 9. Dezember 1940:
“Ihnen nochmals für alle Ihre Bemühungen zu danken, die in wesentlichster Weise einen Abschluss der Ankaufsverhandelungen für das Führer-Museum in Linz gefördert haben.”

Peterich aan Dr. Posse 3. Januar 1941:
“Ich antworte etwas verspätet durch die Festtage, habe aber indessen doch die neue Listen mit allen Verbesserungen zusammengestellt und bringe diese heute zu Dr. Wickel um ein Exemplar zu Ihnen und ein anderes Dr. Börner schicken zu lassen” 

Dr. Boerner aan Dr. Hans Posse 7. januari 1941:
“Heute traf aus dem Haag, vom Reichskommissar (Seyss-Inquart) die Liste des übernommen Teile der Sammlung Königs ein. Leider aber nur in einem einzigen Exemplar, weitere sollen angeblich an Sie direkt nach Dresden geschickt sein. Ich werde also unser Exemplar in den nächsten Tagen bearbeiten und mit Einzelpreisen ausschreiben und Ihnen übersenden, muss Sie aber bitten, dass Sie mir eine Abschrift von ein Ihrer Exemplare herstellen lassen und mir zusenden, denn ich muss hierbei meinen Akte haben, was ich taxiert habe.”



OSOBY (SPECIAAL) ARCHIEF MOSKOU
Dit speciaal archief in Moskou bewaard het originele Linz archief. In 1945, gaf Maarschalk Zhukov toestemming aan de Amerikanen om in Dresden het archief van Linz te fotograferen. Deze foto’s van de documenten werden eerst in Collecting Point Munich gebruikt, daarna werden ze gearchiveerd in The National Archives in Bethesda Maryland en in de jaren ‘60 werd dit archief in kopie overgedragen aan het Bundesarchiv in Koblenz: Record Groep B323. 

Nadat de Amerikanen het Linz archief hadden gefotografeerd, is het Linzarchief met de Collectie Koenigs, von Gutmann, Schliemann, Siemens, Scharf-Gerstenberg en vele anderen, naar de Sovjet Unie Moskou afgevoerd. De Record Group Linz wordt in het Osoby Archief bewaard. De kunst daar en tegen werd verdeeld, een deel ging naar het Pushkin Museum of Art; een ander deel naar de Hermitage in St. Petersburg en van de Collectie Koenigs is een deel in Moskou en een deel in Oekraïne terechtgekomen. In het Osoby (Special)archief bij Moskou bevinden zich de lijsten van de Collectie Koenigs die vanuit Nederland aan Prof. Dr. Hans Posse voor de verkoop aan Hitler werden opgestuurd: 



OSOBY LIJSTEN VAN DE KOENIGS COLLECTIE
De Duitse lijsten ontbreken in het archief van Museum Boijmans 181_763, deze lijsten zijn aan dr. H. Posse gestuurd en bevinden zich nu in het Osoby archief. 

Complete Duitse lijsten DI en DII
Complete Duitse lijsten DI en DII 2
Franse tekeningen
Hollandse lijsten 1
Hollandse lijsten 2
Italiaanse lijsten
Rembrandt tekeningen
Vlaamse tekeningen



DE CATALOGUS IN DE RKD (Rijksbureau voor kunsthistorische en ikonografische documentatie)
Op het voorblad van deze RKD catalogus staat dat de catalogus een geschenk was van F. Koenigs aan de RKD in maart 1941. Tussen haakjes staat een verwijzing ‘zie corr. 1941 E 21’. Deze correspondentie is te vinden in het archief van de RKD 1932-1975. De correspondentie onthult dat dr. Jan van Gelder vraagt om een kopie van de catalogus. Franz Koenigs stemt toe, mits de catalogus niet toegankelijk wordt voor het publiek. 

Deze catalogus anders dan de catalogus bij museum Boijmans, werd thuis bewaard en pas maart 1941 aan de RKD gegeven. Ook in deze catalogus zijn geen van de latere handschriften opgenomen. Dit bevestigt dat de 11 tekeningen, de twee Fra Bartolommeo, het Franse schetsboek en de 16 Pirckheimer boeken geen deel uitmaakten van de collectie tekeningen. 

Op het voorblad echter, anders dan bij de Boijmans catalogus, worden 562 Italiaanse tekeningen in plaats van 561 tekeningen genoteerd. Het Gozzoli schetsboek is als no. 562 aan de Italiaanse tekeningen toegevoegd. Het feit dat maart 1941, het Gozzoli schetsboek als nog is toegevoegd is geen bewijs dat het daadwerkelijk deel uitmaakte van het onderpand, en aan D.G. van Beuningen zou zijn verkocht. Ten slotte droeg Franz Koenigs op 2 april 1940 zijn collecties over aan Lisser & Rosenkranz en overhandigde hij deze catalogus pas nadat een kwart van zijn tekeningen aan Hitler waren verkocht.

De waarnemend directeur van de RKD dr. Jan Gerrit van Gelder vroeg Helmuth Lütjens op 19 maart 1941 of het mogelijk zou zijn om een kopie te krijgen van de typescript catalogus van Koenigs, zodat hij de Hollandse, de Vlaamse, de Nederlandse en de Rembrandt school zou kunnen overschrijven. In ruil zou hij Lütjens informatie geven. Helaas is die informatie verloren gegaan, mogelijk zou het over de verkoop van de tekeningen aan Hitler kunnen zijn gegaan, informatie die inderdaad Koenigs’ belangstelling had. 
Zie: Brief Van Gelder aan Lütjens 

Lütjens antwoord Jan van Gelder 24 maart 1941 dat Koenigs akkoord is
Zie: Brief Lütjens aan Van Gelder van 24 maart 1941
Zie: Brief Lütjens aan Van Gelder van 24 maart 1941 (RKD 426 Archief van de RKD box 13 24.03.1941)

Van Gelder bevestigt maart 28, 1941 aan Koenigs dat hij de catalogus van Lütjens heeft ontvangen en bedankt hem voor dit belangrijk document dat kenmerkend is voor de mooie tijd die nu achter hun ligt, hij erkent vervolgens Koenigs’ specifieke wens dat de catalogus niet voor het publiek toegankelijk wordt.
Zie: Brief Van Gelder aan Koenigs van 28 maart 1941



NA DE OORLOG
Na de oorlog gaf de RKD een kopie aan de SNK (Stichting Nederlands Kunstbezit), de Nederlandse equivalent van de Amerikaanse ‘Monuments Man’. De catalogus diende de recuperatie van de 528 tekeningen die Van Beuningen aan Hitler had verkocht. Deze catalogus, nadat ze haar diensten, tevergeefs, had bewezen, eindigde in het SNK archief, ‘dossier Koenigs’ in het Nationaal Archief in Den Haag. Nog steeds worden 309 van de 528 tekeningen die aan Hitler werden verkocht in Museum Pushkin of Art als ‘Trofeeën kunst’ in Moskou bewaard. Het vooruitzicht dat zij ooit terugkomen is nihil.

Alle categorieën gespecificeerd op het voorblad van de RKD catalogus zijn aangevinkt; behalve de Engelse tekeningen en behalve R -135 de Rembrandt und Schueler school.

Hoewel de Engelse tekeningen niet zijn aangevinkt, zijn deze wel aanwezig in de catalogus. Daarentegen mist de gehele school van 135 Rembrandt tekeningen en leerlingen.
Zie: RKD Catalogus 

Op het voorblad van de Boijmans catalogus is de titel nog in het Duits gesteld: 
‘Zeichnungssammlung F. Koenigs’. 

Bij de RKD catalogus is de titel van het voorblad veranderd in het Nederlands:
‘Catalogus der teekeningen in de verzameling F. Koenigs’. De rest is echter nog in het Duits.



APART VAN DE VERZAMELING EN DE CATALOGI
28 October 1935 werd door museum Boijmans van Nicolaas Beets de navolgende tekeningen voor Franz Koenigs in ontvangst genomen. Dit bruikleen wordt door museum Boijmans als volgt genoteerd: 

  1. LUCAS VAN LEYDEN: Het huwelijk van Josef en Maria (rond).
  2. Richting van FR. COSSA: Mercurius.
  3. BRUNSWIJKER MONGRAMMIST?: Studie van een vrouw met een geplooide kap.
  4. CORNELISZ ANTHONISZ: Bouwlieden aan het werk.
  5. LUCAS CORNELISZ of CORNELIS CORNELISZ toegeschreven: Christus voor Annas of Cajaphas.
  6. TOBIAS STIMMER toegeschreven: Allegorie: Maria en het Kind tegenover Eva en de slang.
  7. Onbekende ITALIAAN: Bewegingsstudie van een naakte man.
  8. REMBRANDT, naar Titiaan: Hogepriester.
  9. HENDRIK AVERKAMP: Portretten van een man en 
  10. een vrouw.
  11. WATTEAU: naar een figuur in Frans Hals’ Rommelpotspeler.

Zie: Document FK Taxatie

Deze extra 11 tekeningen, zijn niet getaxeerd, zij bleven zonder taxatie, anders dan de andere kunstwerken. De 11 tekeningen arriveerden later en apart van het onderpand op 28 oktober 1935 in Museum Boijmans. Zij zijn vanwege de oorlog en Koenigs’ vroege dood (6 mei 1941) in Museum Boijmans gebleven. Het museum gaf 7 van de 11 tekeningen een MB (Museum Boijmans) status, zij eigende op deze manier zich de tekeningen toe:

 1. Lucas van Leyden MB 1456
 2. Omgeving van Fr. Cossa: Mercurius MB 947
 3. Brunswijker Monogrammist MB 1449
 4. Cornelisz Anthonisz MB 1683
 5. Lucas Cornelisz of Cornelis Cornelisz DI 282 door Museum Boijmans toegevoegd in de catalogus bij museum Boijmans alsof de tekening tot de Duitse school behoord. Dit zou praktisch de enige Duitse tekening zijn in Museum Boijmans, alle Duitse tekeningen uit de catalogus waren immers aan Hitler verkocht.
 6. Tobias Stimmer MB 246
 7. Unknown Italian MB 774
 8. Rembrandt, naar Titiaan Hoge Priester R 136 door Museum Boijmans genoteerd als ‘buiten catalogus’
 9. Hendrik Averkamp Portret van een Man HA 5 HA gekenmerkt door de initialen van Hendrik Averkamp is waarschijnlijk ook als eigendom van de Gemeente Rotterdam opgenomen.
10. Hendrik Averkamp Portret van een Vrouw HA 6 idem no. 9.
11. Watteau: een figuur uit Frans Hals ‘Rommelpotspeler’ FI 305 recto (No No)aan de catalogus van Museum Boijmans toegevoegd.

Het Museum Boijmans c.q. de gemeente Rotterdam, beroept zich eigenaar te zijn van deze tekeningen, terwijl enig aankoop bewijs van deze tekeningen ontbreekt. Deze toe-eigening door het Museum c.q. de Gemeente Rotterdam is tevens het bewijs dat zij nooit door Van Beuningen zijn aangekocht, en niet door hem aan de Stichting zijn geschonken.



HET ONDERPAND
Naast het onderpand, de verzameling Oude Meester Tekeningen en de Oude Meester Schilderijen die het kapitaal van Lisser & Rosenkranz dekte, had Franz Koenigs nog andere kunstwerken aan museum Boijmans uitgeleend, de hier bovengenoemde 11 tekeningen en de 12 boeken. 

De gewaarmerkte lijst voor het onderpand werd op 1 juni 1935 door beide partijen getekend, uit niets blijkt dat in een later stadium kunstwerken aan de gewaarmerkte lijst zijn toegevoegd. N. Beets heeft 28 oktober 1935 een aantal (11) tekeningen in bruikleen voor Koenigs aan het Boijmans afgegeven, deze tekeningen zijn niet opgenomen in de gecertificeerde lijsten die het onderpand kenmerken. Alleen al om die reden kan dit later toegevoegde bruikleen geen onderdeel zijn van het onderpand.

Over de jaren heen, hebben verschillende conservatoren, de andere werken van Koenigs (die in bruikleen waren maar niet tot het onderpand behoorde)aan de catalogus toegevoegd, maar het voorblad bleef gelijk.

Het voorblad noteert 560 Italiaanse tekeningen en in handschrift op het laatste blad van de Italiaanse tekeningen worden de volgende boeken toegevoegd: 

I no. 562 Gozzoli-Skizzenbuch 
I no. 563 (M) Fra Bartolomeo
       Skizzenbuch I
(N) Skizzenbuch II Seite 147

Een handschriftexpert herkende het handschrift als zijnde van de conservator dr. Jan G. van Gelder. Hij was conservator van grafiek en tekeningen van 1924 tot december 1940. Van Gelder heeft 1 december 1940 het museum verlaten om de directeur dr. Hans Schneider van de RKD te vervangen, die naar Bazel uitweek. 

De REMBRANDT tekening die door N. Beets als no. 8 is afgegeven, naar Titiaan “Hoge Priester” wordt op de laatste pagina met de hand als no. 136 ingeschreven: “Buiten catalogus. Staande priester, met linker hand staf vast houdend. (R 136) Pen, bruin gelaveerd, 215 x 140 mm.” Een handschrift expert, kent het handschrift toe aan prof. dr. Egbert Haverkamp Begemann, de conservator van Grafiek en Tekeningen werkzaam in Museum Boijmans van 1950-1957. Het voorblad herkent 135 tekeningen.

De tekening no. 5 toegeschreven aan ‘LUCAS CORNELISZ of CORNELIS CORNELISZ: “Christus voor Annas of Cajaphas”, blijkt in handschrift bij de Duitse school D I 282, 16. Jahrh. als Christus von Cajaphas bijgeschreven te zijn. Ook dit is het handschrift van prof. dr. Egbert Haverkamp Begemann.
Het voorblad registreert DI 281 tekeningen. Aangezien alle Duitse tekeningen werden verkocht, dan is deze door Egbert Haverkamp Begemann aan Duitsland toegeschreven tekening, op het moment van inschrijving de enige Duitse tekening van de Collectie Koenigs op dat moment in het museum aanwezig. Dat is op zichzelf merkwaardig.

Hoewel de opvolgende conservatoren op eigen initiatief enkele werken met de hand in de catalogus van museum Boijmans bijschreven wil dat niet zeggen dat deze werken tot zijn vast omschreven Collectie Tekeningen behoorden of dat zij onderdeel waren van het onderpand.



HET INVENTARISBOEK VAN DE STICHTING VAN MUSEUM BOIJMANS
December 1940, nadat de verkoop van Van Beuningen aan Hitler was gesloten, laat directeur Hannema de schenking van Van Beuningen van het restant van de tekeningen Collectie F. Koenigs onder inv. no. 33 ter waarde van fl. 3.520.000,- inschrijven in het inventarisatie boek van de Stichting Museum Boijmans. De tekeningen met de acht schilderijen worden voor fl. 5.850.000,- ingeschreven. Behalve het restant van de tekeningen die onder inv. no 33 zijn ingeschreven wordt de rest van de Koenigs werken geregistreerd onder inventarisnummer no.18, 19, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, bij no. 58 Sloveense vrouw van A. Dürer en inv. no. 105 registreert de 8 boeken van A. Dürer geregistreerd als bewaard voor de Collectie F. Koenigs ter waarde van fl. 80.000,- , ze worden niet als geschenk van D.G. van Beuningen ingeschreven. 

De Dürer tekening DI 161 ‘Sloveense Boerin’ was samen met de tekening van Matthias Grünewald DI 42 ‘Madonna, auf der Sonnenkugel schwebend’ in 1939 door Franz Koenigs aan de World Art Fair in New York uitgeleend. Posse en Hitler wilde per se de beide Duitse tekeningen kopen, ook al was hun terugkeer uit Amerika niet in de nabije toekomst te voorzien. In ruil voor deze twee belangrijke Duitse tekeningen kochten zij extra Nederlandse tekeningen om ze ‘na de oorlog’ om te ruilen. In het Osoby archief zijn twee verschillende lijsten van Hollandse tekeningen aanwezig. Het is onduidelijk of beide lijsten de gegijzelde tekeningen vertegenwoordigden. De eerste lijst is gewaardeerd op fl. 26.000,- , samen met de tweede lijst van fl. 9.200,- lijkt dit niet in de buurt van de waarde van de twee Duitse tekeningen te komen en zullen zij nog wat anders in gedachte hebben gehad. 

De twee Fra Bartolomeo boeken, de 8 Pirckheimer boeken met miniaturen van A. Dürer, het Franse Schetsboek, het Benozzo Gozzoli schetsboek en de 11 tekeningen zijn niet in het inventaris boek van de Stichting opgenomen. Ze waren geen onderdeel van het onderpand ze zijn nooit aan Lisser & Rosenkranz overgedragen. Lisser & Rosenkranz heeft ze niet aan Van Beuningen verkocht. Van Beuningen kon ze dus ook niet schenken.
Zie: Inventarisboek Museum Boijmans



HET BRUIKLEEN VAN FRANZ KOENIGS DUURT VOORT 
Het bruikleen van de 11 tekeningen en 12 boeken maakten geen deel uit van het onderpand. Terwijl Van Beuningen de Collectie tekeningen van Koenigs aan Hitler aan het verkopen was werden de rest van de kunstschatten waaronder de 11 tekeningen en de 12 boeken naar de schuilkelders afgevoerd, eerst werden ze naar de duinen en daarna naar de mergelgrotten van de St. Pietersberg bij Maastricht gebracht. De schenking door Van Beuningen is na de oorlog nooit onderzocht. Apart van de twee collecties die het onderpand vormden en door Lisser & Rosenkranz waren verkocht, zijn de na volgende werken nog steeds in bruikleen van Franz Koenigs en sindsdien zijn erven; de 11 tekeningen die Beets voor Koenigs afleverde en de 12 boeken: het Italiaanse schetsboek, de twee albums met 505 Fra Bartolommeo tekeningen, (M) en (N), de 8 Pirckheimer boeken, en het Franse schetsboek, dit laatste schetsboek werd door museum Boijmans per abuis als bezit van Ploos van Amstel geregistreerd, wat zij in 2018 ontdekte. 

 

 

 


1. Dirk Hannema (1895-1984) was van 1921-1945 directeur van museum Boijmans, in Rotterdam.
2. Max J. Friedländer (1867-1958) was van 1924-1933 directeur van de schilderijen afdeling van het Kaiser Friedrich Museum in Berlijn. In 1933 werd hij ontslagen vanwege zijn joods zijn. Hij gold als de expert van de Nederlandse schilderkunst. In 1939 werd hij door de RKD naar Nederland gehaald, om het Naziregime te ontvluchten.
3. Dr. Hans Posse, Generaal Directeur van de Musea in Dresden werd 21 juni 1939 door Hitler aangesteld als Sonderbeauftragter om de collecties voor het Museum in Linz samen te stellen. Het was de droomwens van Hitler om in zijn geboorte stad Linz het grootste museum te bouwen die de Nazi ideologie zou uitdragen.
4. Rijksbureau voor kunsthistorische en iconografische documentatie
5. Gedoneerd aan de Pierpont Morgan Library in New York.
6. Idem
7. Het delven van een schuld door het onderpand van die schuld ter kwijting over te dragen, is nietig binnen het toenmalige Nederlands recht. 1200 BW Oud. Zie: “Over Roofkunst gesproken” door prof. H.C.F. Schoordijk Wolf Legal Publishers 2010.
8. Brief van Lucas Peterich schoonzoon van D.G. van Beuningen aan dr. Hans Posse van 5 augustus 1940, Osoby Archief Moskou.